Ik
zal jullie eens vertellen waarom ik eigenlijk Pluisje heet.
In 2002 wilde mijn personeel een kitten. Ze hadden al Blackie, een oude
afgekeurde raskater en Boomer het vuilnisbakken hondje, maar vonden het wel
weer leuk om een klein katje in huis te hebben.
Ze
besloten om een katje uit het asiel te halen en gingen op zoek. Het baasje
kende iemand die bij de dierenambulance werkte en vroeg haar ook om rond te
kijken. Het duurde niet lang of mijn personeel kreeg bericht. Er was een doos
met kittens langs de weg gevonden en daar zat een poesje bij. Ik was nog heel
klein en het was ook niet zeker of ik het wel zou overleven maar mijn personeel
wilde mij graag hebben. Een zenuwslopende tijd brak aan. Ik moest met de hand
gevoerd worden en ik knapte langzaam op. Eindelijk aan het eind van de zomer
van 2002 mocht ik naar mijn personeel. Ze hadden me alleen op vage foto’s
gezien en hadden nog geen naam voor me bedacht. Toen ik uit mijn reismandje
stapte zag ik het vrouwtje, ze lachte naar me. Ik was helemaal verbaasd, waar
was ik en wie waren deze mensen? De vriendin van de dierenambulance pakte me op
en zei: “Dit is kitten 569, ze heeft nog geen naam. Weten jullie zeker dat
jullie haar willen?” Ineens begreep ik dat dit mijn nieuwe mensen zouden worden
en keek nieuwsgierig in het rond.
Het
baasje keek met een grote glimlach naar het vrouwtje en zei: “Och, ik vind haar
niet zo heel mooi maar we nemen haar toch! Het is een sterke meid en ze heeft
een goed huis verdiend.” Ik werd op de grond gezet en snuffelde voorzichtig in
het rond. Een grote zwart-witte kater lag in een mandje en keek niet op of om, een
zwart hondje kwam dichterbij. Ik rilde van angst, ik was nog nooit zo dicht bij
een hond geweest. Doodstil bleef ik staan terwijl Boomer mij voorzichtig
besnuffelde, hij gaf me een flinke lik en ging weer in zijn mand liggen. Ik had
de test waarschijnlijk doorstaan. Ik slaakte een zucht van verlichting en liep
voorzichtig de kamer rond.
Er
lagen balletjes en muisjes op de grond en ik ging maar wat spelen. Voordat ik
het wist rende ik als een dolle door het huis en toen hoorde ik mijn vrouwtje
roepen: “Oh, ze heeft een licht plukje aan haar staart! Ik weet nu hoe ze moet
gaan heten, Pluisje Poes!” Ik keek achterom en zag inderdaad een lichtkleurig
pluisje aan mijn staart.
Ze
riep: “Pluisje, Pluisje poes!” Langzaam liep ik naar haar toe, Pluisje
poes….dat klinkt niet verkeerd. Het vrouwtje pakte me voorzichtig op, ze
knuffelde me en zei: “Kijk ze luistert nu al naar haar naam!” Het baasje lachte
ook, “Okee, dan heet ze vanaf nu Pluisje poes!”
Sindsdien
heet ik Pluisje maar ik wordt ook weleens Pluizemuis, Poezesnoes, Lellebel
(toen ik krols was), Pluizende Pluis, Slagroompluisje of Pluizerd genoemd. Het
maakt mij niet uit, als ik maar lekker bij ze mag liggen, knuffelen, spelen,
eten of slapen!
Wat een rare baas, om jou niet mooi te vinden!
BeantwoordenVerwijderenhahahaha